RAAD VAN ARBITRAGE: OORLOG IN OEKRAÏNE IS ONVOORZIENE OMSTANDIGHEID

Voor het eerst sinds de Russische inval in Oekraïne heeft de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen zich uitgelaten over de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor een aannemingsovereenkomst. In een recente uitspraak oordeelt de Raad dat de oorlog en de gevolgen daarvan voor de bouw onvoorziene omstandigheden zijn, die maken dat de opdrachtgever de ongewijzigde instandhouding van de aannemingsovereenkomst niet mag verwachten. Voor opdrachtnemers is de uitspraak een welkome steun in de rug.

 Achtergrond geschil
Opdrachtgever en aannemer hebben eind 2020 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van zo’n vijftig woningen en appartementen. Nadat de aanvang van het werk door verschillende omstandigheden vertraagd is geraakt, komen partijen in een impasse terecht. Opdrachtgever start vervolgens een spoedgeschil bij de Raad om aannemer tot starten te dwingen.

Aannemer stelt dat van hem niet kan worden verwacht dat hij het werk nog voor de oorspronkelijke aanneemsom uitvoert. Aannemer wijst daarbij onder meer op de oorlog in de Oekraïne en de economische gevolgen daarvan in Nederland. Aannemer doet een beroep op een bepaling in de aannemingsovereenkomst die de tussentijdse aanpassing van de overeenkomst mogelijk maakt bij “een van buiten komende extreme wijziging van omstandigheden welke naar objectieve maatstaven een verdere ongewijzigde uitvoering van de aannemingsovereenkomst voor de aannemer in redelijkheid niet langer verantwoord maakt”. In zo’n geval moeten partijen op grond van de aannemingsovereenkomst in kwestie proberen om in minnelijk overleg tot een aanpassing van de overeenkomst te komen.

Oordeel Raad
De Raad oordeelt dat de aannemer terecht een beroep doet op de bepaling hierboven. De Raad overweegt dat de prijzen van tal van producten zijn gestegen door de oorlog in Oekraïne, en dat de situatie op de toch al overspannen bouwmarkt alleen maar nijpender is geworden. Volgens de Raad gelden de oorlog in Oekraïne en de gevolgen daarvan voor (o.a.) de bouw inmiddels als de hiervoor geciteerde extreme wijziging van omstandigheden.

De Raad voegt hieraan toe dat eveneens sprake is van een situatie zoals bedoeld in art. 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In zo’n situatie kan een rechter of arbiter de gevolgen van een overeenkomst wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden, indien de onvoorziene omstandigheden van dien aard zijn dat de wederpartij de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst in redelijkheid niet mag verwachten. Art. 6:258 BW is van dwingend recht en kan daarom contractueel niet worden uitgesloten.

De Raad merkt ook nog op dat het geen verschil maakt dat art. 7:753 BW en § 47 UAV 2012 – welke  bepalingen zien op kostenverhogende omstandigheden – contractueel zijn uitgesloten. Ook dan geldt art. 6:258 BW onverkort.

Opdrachtgever wordt veroordeeld om in minnelijk overleg met aannemer te proberen om tot een aanpassing van aannemingsovereenkomst te komen. De Raad laat zich niet uit over de vraag hoe de overeenkomst in dit geschil moet worden gewijzigd, omdat die vraag niet voor lag.

Gevolgen voor de praktijk
Voor opdrachtnemers betekent de uitspraak van de Raad goed nieuws. De uitspraak benoemt de oorlog in Oekraïne als grondslag voor aanpassing van een aannemingsovereenkomst en biedt daarmee steun voor het standpunt dat de gevolgen van de oorlog in Oekraïne niet alleen bij de opdrachtnemer mogen liggen. Met de uitspraak van de Raad hebben opdrachtnemers een krachtig argument in handen voor een beroep op onvoorziene omstandigheden richting hun opdrachtgevers – mits de aannemingsovereenkomst dateert van voor de Russische inval in Oekraïne.

Wilt u weten wat de gevolgen van deze uitspraak voor uw project zijn en welke oplossingsrichtingen denkbaar zijn, neem dan contact op met Sjoerd Schouten (sjoerd.schouten@infense.nl – 0570 75 80 06), Jonas Kooijman (jonas.kooijman@infense.nl – 0570 75 80 11) of één van onze andere specialisten.

 

 

 

 

 

Naar overzicht actueel >