Lichtpuntjes op het elektriciteitsnet?

In het afgelopen jaar is een waterval aan uitspraken gewezen over o.a. de congestieproblematiek en (aansluit)verplichtingen van de netbeheerders. De enorme toename aan uitspraken wekt geen verbazing; netbeheerders wijzen keer op keer op het volle elektriciteitsnet, op de energietransitie en op de eigen (ontbrekende) capaciteit, terwijl wel allerlei bouwprojecten gerealiseerd moeten worden.

Het is de wettelijke taak van de netbeheerder om iedereen die daarom verzoekt van een aansluiting op het elektriciteitsnet te voorzien. Een logisch gevolg hiervan is dat het ook aan de netbeheerder is om ervoor zorg te dragen dat zij beschikt over voldoende (transport)capaciteit voor de invulling van die wettelijke taak. Dat is inmiddels ook meermaals geoordeeld in de rechtspraak.

Praktijk

Hoewel de netbeheerder verantwoordelijk voor het elektriciteitsnet (en de verzwaring daarvan), wordt netbeheerders tot op heden nauwelijks veroordeeld tot aansluiting op het net, verzwaring daarvan of het verlenen van transportcapaciteit.

De afwijzingen volgen hoofdzakelijk uit enerzijds de vrijheid die de monopolistische netbeheerder wordt gegeven om haar net te beheren en te verzwaren volgens de door haar op te stellen planning. Anderzijds speelt de informatieachterstand van aanvragers hen parten. De netbeheerder kan vaak (daags voor zitting) aantonen met een eigen rapport dat transportcapaciteit zou ontbreken. Of dat uitvoering niet binnen de gevraagde termijn mogelijk is. Voor aanvragers is het dan vaak een onmogelijke klus om dat rapport dan nog te weerleggen, zonder specialistische kennis, kennis van het net en de organisatie van de netbeheerder. Daarmee sneuvelt vaak de vordering tot aansluiting, omdat zonder transport het belang van aanvrager bij de aansluiting zou ontbreken. Op dat moment zal  de rechter geen veroordeling uitspreken die niet kan worden nagekomen door de netbeheerder.

Kortom, in de praktijk is het vaak de aanvrager van de aansluiting(en) die de gevolgen draagt van het niet (tijdig) worden aangesloten op het net. De ontstane capaciteitsproblematiek leidt daarmee in de praktijk tot grote nadelige gevolgen voor met name aannemers, ontwikkelaars, zakelijke opdrachtgevers en consumenten.

Lichtpuntjes

Recent zijn er toch weer enkele lichtpuntjes verschenen in de waterval aan uitspraken, namelijk een geschilbesluit van de Autoriteit Consument en Markt (‘ACM’, de toezichthouder op netbeheerders, en een veroordeling van een netbeheerder door de Rechtbank Den Haag.

Op 5 april oordeelde de ACM dat het ontbreken van transportcapaciteit (aldus netcongestie) de aansluitverplichting van de netbeheerder onverlet laat (ACM/23/187163). De netbeheerder moet dus de aansluiting realiseren, ongeacht of sprake is van netcongestie. Ook stelt de ACM vast dat de netbeheerder (TenneT) transport niet eerder mag weigeren, dan nadat zij de mogelijkheden uit artikel 9.6 Netcode elektriciteit heeft onderzocht. Pas als dan blijkt dat de gevraagde en beschikbare transportcapaciteit niet in overeenstemming met elkaar zijn te brengen, mag de netbeheerder transport weigeren.

Op 13 juni oordeelde de Rechtbank Den Haag dat de netbeheerder (Liander) de verplichting heeft om degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting en transportcapaciteit (ECLI:NL:RBDHA:2024:9106). De kwestie had betrekking op 51 kleinverbruik aansluitingen voor woningen. Hoewel Liander volgens de rechter wist aan te tonen dat zij de aansluiting niet op korte termijn (week 41, 2024) kan realiseren, gelet op o.a. de benodigde trafoverzwaring en aanleg van het laagspanningsnet (‘LS-net’), is niet komen vast te staan dat de netbeheerder de aansluiting niet in redelijkheid gerealiseerd kan hebben uiterlijk 15 februari 2025. De netbeheerder wordt veroordeeld om de aansluitingen daarvoor te realiseren inclusief het daarvoor benodigde transportvermogen en moet dus in feite haar elektriciteitsnet alsnog tijdig verzwaren.

Tot slot

Het geschilbesluit en de uitspraak bieden weliswaar weer enige houvast in de steeds vaker voorkomende discussies met netbeheerders, maar lossen deze discussies en problematiek niet op. Het is daarom zaak dat aanvragers de samenwerking met netbeheerders opzoeken en alternatieve oplossingen verkennen. Bij een geschil in de rechtszaal valt het muntje immers nog vaak niet de kant op van de aanvrager. Niettemin maken de lichtpuntjes die af en toe ontstoken worden in de rechtspraktijk wel dat aanvragers niet altijd met lege handen staan, maar ook scherp kunnen zijn op het proces van de netbeheerder en zo nodig met de vuist op tafel kunnen slaan.

Mocht je vragen hebben naar aanleiding van deze column dan kun je die stellen aan Eva Leenders via eva.leenders@infense.nl of 0570 – 75 80 03.

Naar overzicht actueel >