Gedoe rond schaarse bouwgrond

Gemeentelijke bouwgrond blijkt steeds vaker een vrij schaars goed te zijn. Zo ook in Deventer. Een exploitant van een aantal lokale horecavestigingen is ontstemd, omdat de lokale overheid grond verkoopt aan McDonald’s voor de vestiging van een nieuw restaurant.

De exploitant probeert hier een stokje voor te steken, door – bij de bestuursrechter – op te komen tegen de vaststelling van het bestemmingsplan dat de realisatie het nieuwe McDonald’s restaurant mogelijk maakt. De exploitant werpt onder meer op dat het in strijd met de beginselen van fair play en het verbod van willekeur zou zijn, dat de gemeente haar (en andere ondernemers) geen gelijke kans heeft geboden om een restaurant te beginnen op de aan McDonald’s verkochte locatie.

De Afdeling bestuursrechtspraak maakte vorige week korte metten met deze redeneerlijn, waarbij de Afdeling eerst vaststelt dat McDonald’s zich op eigen initiatief bij de gemeente had gemeld en dat de lokale exploitant niet een concreet initiatief heeft ingediend. Ook niet nadat de gemeente een ontwikkelingsperspectief voor de locatie had gepubliceerd (ABRS 1 mei 2019, ECLI:RVS:2019:1417).

Vervolgens overweegt de bestuursrechter dat de stelling van de exploitant dat zij zelf een restaurant op de locatie had willen beginnen ‘in essentie betrekking op de handelswijze van het gemeentebestuur rondom de verkoop van de gronden aan McDonald’s’. De procedure bij de bestuursrechter kan ‘evenwel alleen gaan over de voorbereiding en vaststelling van het bestreden ruimtelijke besluit en ruimtelijke gevolgen van het toegelaten restaurant op deze locatie’. Hierdoor kan het betoog dat appellant geen eerlijke kans heeft gekregen om de gronden te kopen, volgens de Afdeling niet leiden tot vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

Lang verhaal kort: Als het gaat om het ‘maken van bezwaar’ tegen de handelswijze van de gemeente rondom de grondverkoop, is de exploitant bij de bestuursrechter niet aan het juiste adres. Voor de behandeling van een dergelijk bezwaar is de civiele rechter aan zet. Net als de bestuursrechter dat lijkt te zijn, zal ook de civiele rechter mogelijk gevoelig zijn voor het al dan niet stil (blijven) zitten van een partij die stelt in aanmerking te hebben willen komen voor een bepaalde ontwikkeling (zie vrij recentelijk Rb. Gelderland 8 januari 2019, ECLI:RBGEL:2019:46).

Meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Manfred Fokkema, te bereiken via 0570 – 75 80 05 of manfred.fokkema@infense.nl.

Naar overzicht actueel >